Direct naar inhoud

Het onderwijssysteem in Nederland en omringende landen

In opdracht van het ministerie van OCW doet Stichting Cito onderzoek naar de examensituatie in de ons omringende landen. Aanleiding is de curriculumherziening en de discussies die docenten en experts in vernieuwingscommissies in deze fase met elkaar voeren. Over wat we in Nederland willen onderwijzen en hoe we willen nagaan of leerlingen aan de gestelde eisen voldoen. Hierbij lopen ze soms tegen de grenzen aan van het huidige onderwijsstelsel. Het leidt tot behoefte aan inzicht hoe andere landen hun examensysteem hebben ingericht.

Het analyseren hoe examens in de landen om ons heen zijn georganiseerd, kan niet zonder informatie over het onderwijssysteem. Daarom hebben we de onderwijssystemen uit Nederland en dertien omringende landen in Noord- en West-Europa eerst naast elkaar gelegd. Dit rapport Het onderwijssysteem in Nederland en de ons omringende landen wordt in het najaar uitgebreid met een vervolg waarin wordt ingezoomd op de examensystemen.

Leerlingstromen

Nu is informatie over het vergelijken van onderwijssystemen tussen verschillende landen niet nieuw. Het meenemen van een kwantitatieve analyse van leerlingstromen – de leerroutes die leerlingen volgen - wel. Want om te begrijpen hoe een onderwijssysteem werkt is het belangrijk om te weten hoeveel leerlingen langs een bepaalde onderwijsroute hun onderwijs volgen. Wat zien we aan overeenkomsten en verschillen in instroom, doorstroom en uitstroom in het hoger algemeen secundair onderwijs tussen Nederland en de omringende landen?

De vergelijking met andere landen laat zien dat Nederland hoogopgeleid is. Maar het roept ook vragen op: Waarom heeft NL zo weinig leerlingen in onderwijs dat voorbereidt op de universiteit? Waarom zo weinig mengvormen van theoretisch en praktijkgericht onderwijs? Waarom laten wij 17-jarigen aan een bacheloropleiding beginnen? Deze en nog meer vragen worden in dit rapport behandeld.

De belangrijkste bevindingen

  • De clustering van landen wordt voor een groot deel bepaald door de geografische ligging. Zo zijn de onderwijssystemen in Scandinavische en Baltische landen redelijk vergelijkbaar. Ook geldt dat het Nederlandse systeem meer overeenkomsten heeft met België en Duitsland dan met landen die verder weg liggen. Een van deze overeenkomsten tussen Nederland, België en Duitsland is de vroege selectie. Hiermee wordt bedoeld dat leerlingen al op relatief jonge leeftijd kiezen voor een schooltype met meer theoretisch onderwijs of praktisch beroepsgericht onderwijs.

  • Een ander kenmerk dat België, Duitsland en Nederland gemeen hebben is het relatief lage percentage leerlingen dat zich in hoofdzakelijk theoretisch onderwijs voorbereidt op doorstroom naar de universiteit. Nederland is in dit opzicht een uitschieter met 22% tegenover 37% en 38% in België en Duitsland en gemiddeld 50% in de overige tien landen.

  • Nederland kent naast het theoretische schooltype vwo nog een ander schooltype met veel theoretisch onderwijs: havo. In België, Frankrijk, Italië, Polen en Denemarken bestaat een vergelijkbare situatie. Een groot verschil is wel dat in deze landen het bewuste onderwijstype een duidelijke praktische component in het onderwijs bevat. Op de Nederlandse havo ontbreekt deze (nog).

  • Er is nog een andere reden waarom de havo een bijzondere opleiding is: leerlingen met een havodiploma kunnen al op 17-jarige leeftijd aan een bacheloropleiding beginnen. Als gevolg hiervan start in Nederland 10% van alle 17-jarigen aan een bacheloropleiding. In de andere twaalf landen is dit gemiddeld 0,6%. Een nadere analyse van de voor- en nadelen van deze jonge instroom lijkt wenselijk.

  • De leeftijd waarop gestart wordt met een bacheloropleiding zegt nog niet zoveel over het percentage van de bevolking dat met een dergelijk diploma op zak begint aan zijn of haar werkloopbaan. Daarom is ook gekeken naar het bereikte onderwijsniveau onder 25-34-jarigen. In Nederland is het percentage van deze doelgroep dat minimaal een Bachelordiploma bezit 55%. In België en het VK is dit percentage ook boven de 50%. Het gemiddelde in de overige tien landen is 39%.

  • Om zicht te krijgen op het bereikte onderwijsniveau van de gehele populatie is een score berekend die het gemiddelde bereikt niveau aangeeft. Nederland scoort ook hier het hoogst van de 13 landen in dit onderzoek. Het opleidingsniveau is dus hoog in Nederland. Toch moet ook bedacht worden dat een land vol wetenschappers zonder technische monteurs al snel tot stilstand komt.
Naar het rapport

Het onderwijssysteem in Nederland en de ons omringende landen, geschreven door collega’s Paul van der Molen en Jos Keuning.

-------------------------------

<- Clusters van landen met hun belangrijkste kenmerken

Medewerker aan telefoon

Kunnen we je helpen?

Stel je vraag via onze kanalen of kijk in de veelgestelde vragen.
Voor scholen: Vergeet niet om het brinnummer bij de hand te hebben en/of in de mail te vermelden, zodat we jouw vraag sneller kunnen behandelen!

Bereikbaar Ma t/m vr 08.30 tot 15.00 uur
Bellen (026) 352 11 11
E-mail klantenservice@cito.nl

Zoeken